Provinciale infrastructuur, wegen en vaarwegen
Areaal
Het provinciale areaal is in vijf assetgroepen te verdelen:
- Wegen: circa 731 ha verhardingen, 162 rotondes, 1.024 ha bermen en 149 ha bermsloten, 37.256 bomen en 137 km geleiderail
- Vaste kunstwerken: circa 750 stuks, waaronder 237 vaste bruggen en 24 km geluidswering
- Vaarwegen: circa 235 km oever en 601 ha te baggeren vaarwegen
- Beweegbare kunstwerken: 62 beweegbare bruggen en 6 sluiscomplexen
- Dynamisch verkeersmanagement: bediencentrales, verkeersmonitoring-apparatuur en 123 VRI-installaties.
Voor het uitvoeren van beheer wordt gebruik gemaakt van bedrijfsvoeringsmiddelen zoals steunpunten, inspectievaartuigen en –voertuigen, en gladheidsbestrijdingsmateriaal.
In het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) is een gedetailleerde opgave van het areaal opgenomen.
Beleidskader
De Nota Onderhoud kapitaalgoederen 2016-2019 (deel infrastructuur Wegen en Vaarwegen) (NOK) geeft de uitgangspunten en kaders waarbinnen GS het beheer van de bestaande en toekomstige provinciale infrastructuur uitvoert. De NOK is door PS vastgesteld in juni 2016 (besluitnummer 6903). Belangrijk uitgangspunt is een afweging tussen prestatie van infrastructuur, kansen en risico’s bij het gebruik en de kosten. Verder worden keuzen voor een onderhoudsstrategie transparant gemaakt. Het beheer en onderhoud aan het provinciale areaal is ingericht volgens de norm NEN-ISO 55001 assetmanagement.
Ontwikkeling technische staat areaal
Om de beschikbaarheid van de infrastructuur te garanderen, wordt de technische onderhoudsstaat gemonitord. Deze monitoring van de technische staat vindt plaats aan de hand van een conditiemeting volgens de NEN 2767-norm. Een weg, oever of kunstwerk scoort bij deze norm “uitstekend” als deze net is opgeleverd (nieuwbouw) of het groot onderhoud pas geleden is uitgevoerd. Gedurende de gebruiksduur neemt de technische staat langzaam af, via de conditie “goed', "redelijk" en "voldoende” naar “matig”. Zodra de conditie “matig” is bereikt, wordt (opnieuw) groot onderhoud aan de weg, de oever of het kunstwerk uitgevoerd. De afname van de conditie en de “sprong” naar een uitstekende conditie door groot onderhoud, is visueel weergegeven in onderstaand schema. De conditie van de infrastructuur daalt niet onder de conditie “matig” en voldoet daardoor te allen tijde aan de wettelijke veiligheidseisen. Bovendien treedt zodoende geen achterstallig onderhoud en geen kapitaalvernietiging op.
In de begroting zijn effectindicatoren opgenomen die de verwachte technische staat van de wegen, vaarwegen en kunstwerken aangeven (effectindicatoren 2.1.a, b en l). De technische staat wordt uitgedrukt in een conditie op een zespuntsschaal: uitstekend (1) – goed – redelijk – matig – slecht – zeer slecht (6). De effectindicatoren zijn opgenomen op aanbeveling van de Randstedelijke Rekenkamer (eindrapport Vervolgonderzoek Beheer en onderhoud wegen en kunstwerken).
Technische staat wegen | 2.1.a | Uitstekend | Goed | Redelijk | Matig | Slecht | Zeer slecht |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2018 | 92,2% | 64,3% | 28,0% | 2,3% | 2,2% | 1,1% | 2,2% |
2019 | 93,3% | 65,8% | 27,5% | 2,1% | 2,0% | 0,6% | 1,9% |
2020 | 90,0% | 63,0% | 27,0% | 4,0% | 3,0% | 2,0% | 1,0% |
2021 | 86,0% | 61,0% | 25,0% | 6,0% | 5,0% | 2,0% | 1,0% |
De afgelopen jaren is en zal er, vanuit lopende projecten, veel gedaan worden aan de verbetering van de technische staat van de wegen. De gemiddelde conditie van het wegenareaal zal de komende jaren echter langzaam dalen door degradatie. Hierbij zullen minder wegen in een uitstekende staat zijn maar zal er meer differentiatie zitten in de conditiescores. Het percentage wegen dat in slechte of zeer slechte conditie is betreft veelal verspreid liggende kleine delen, honderden meters, van tracés. Deze stukken worden gemonitord (periodieke schouw) en worden gericht aangepakt als de veiligheid van de gebruiker niet kan worden gewaarborgd. Vanuit doelmatigheid heeft het echter de voorkeur om deze stukken mee te nemen als de gemiddelde conditie van het hele tracé kwalificeert voor groot onderhoud zodat er vervanging over enkele kilometers kan plaatsvinden.
Technische staat vaarwegen | 2.1.b | Uitstekend | Goed | Redelijk | Matig | Slecht | Zeer slecht |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2018 | 54,3% | 23,9% | 18,1% | 26,9% | 20,7% | 9,1% | 1,4% |
2019 | 54,6% | 23,4% | 18,1% | 26,9% | 20,4% | 9,1% | 1,4% |
2020 | 56,6% | 26,2% | 17,5% | 26,2% | 19,9% | 8,8% | 1,4% |
2021 | 61,5% | 31,1% | 17,5% | 25,9% | 18,3% | 6,5% | 0,7% |
In het komende decennium wordt gewerkt aan het verbeteren van de technische staat van de oevers, waarmee die indicator stijgt.
Technische staat kunstwerken | 2.1.l | ≤ 3 jaar | 4 – 6 jaar | 7 – 10 jaar | 11 - 15 jaar | 15 – 20 jaar | > 20 jaar |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2018 | 100% | 16% | 47% | 14% | 23% | 0% | 0% |
2019 | 100% | 17% | 50% | 22% | 12% | 0% | 0% |
2020 | 100% | 26% | 32% | 37% | 4% | 0% | 0% |
2021 | 100% | 16% | 31% | 50% | 3% | 0% | 0% |
Op basis van de aanbevelingen in het eindrapport Vervolgonderzoek Beheer en onderhoud wegen en kunstwerken van de Randstedelijke Rekenkamer is bovenstaande indicator 2.1.l (kunstwerken) toegevoegd. De bepaling van de technische onderhoudsstaat voor kunstwerken volgens NEN 2767 norm is nog niet volledig en voor alle kunstwerken uitgerold. Op dit moment wordt daarom gerapporteerd over de periode die is verstreken sinds het laatste groot onderhoud aan de civiele constructie van een kunstwerk is uitgevoerd. De technische onderhoudsstaat van kunstwerken wordt wel regelmatig vastgesteld met periodieke visuele inspecties en een grondige technische inspectie eens per vijf jaar. Op basis van het onderzoeksresultaat wordt de noodzaak van de onderhoudsbehoefte bepaald en geprioriteerd. In de praktijk zal iedere 6 – 15 jaar groot onderhoud worden uitgevoerd en is het kunstwerk daarna weer in een goede technische onderhoudsstaat (minimaal conditieniveau 2 van de NEN 2767 norm).
Programmaplanning – kaarten worden nog geactualiseerd en ingevoegd
Jaarlijks wordt het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) als bijlage bij de begroting aangeboden aan PS. Het PZI bevat het meerjarenprogramma Beheer en onderhoud op geaggregeerd niveau, inclusief een meerjarig financieel perspectief over de uitvoering van planmatig onderhoud over de komende 15 jaar en de ontwikkeling van de egalisatiereserve onderhoud.
Financiële aspecten
Samen met de Nota onderhoud kapitaalgoederen 2016-2019 heeft PS de Nota budgetbehoeftebeheer Zuid-Hollandse infrastructuur 2016-2019 (NBB) vastgesteld (besluitnummer 6901). De budgetbehoefte is op basis van het areaal per 1 januari 2016 berekend op € 93 mln per jaar (bestaande uit € 64,4 mln exploitatie- en € 28,6 mln investeringsmiddelen). De kosten voor beheer en onderhoud van wegen en vaarwegen worden in de begroting geraamd in doel 2-1, taak 2.1.1 en 2.1.2. De hiervoor meerjarig beschikbare materiële middelen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
(bedragen x € 1.000) | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|
Dagelijks beheer en onderhoud | 25.770 | 25.770 | 25.490 | 26.620 |
Planmatig onderhoud | 43.470 | 52.029 | 43.494 | 43.115 |
Totaal netto exploitatieuitgaven * | 69.240 | 77.799 | 68.984 | 69.735 |
Planmatig onderhoud (netto investeringen in jaar activeren) ** | 69.633 | 70.672 | 29.896 | 46.390 |
* De toename in het budget wordt veroorzaakt door toename van het provinciale areaal. Het budget is inclusief toevoegingen en onttrekkingen aan de egalisatiereserve. De budgetten voor functionele verbeteringen aan bestaande infrastructuur zijn in deze tabel niet opgenomen. Deze budgetten zijn begrepen in taak 2.1.4 en taak 2.1.5 van doel 2-1 | ||||
** Het grillige verloop wordt veroorzaakt door het moment van activeren van een onderhoudsproject. |
De Nota budgetbehoeftebeheer Zuid-Hollandse infrastructuur 2016-2019 (NBB) gaat uit van een zogenaamd ideaalcomplex. Dit houdt in dat de budgetbehoefte is berekend, ervan uitgaande dat ieder jaar een constant deel van het areaal wordt onderhouden (exploitatie) of vervangen (investeringen). Door de toestandsafhankelijke aanpak van het onderhoud, waarbij het areaal op het economisch meest rendabele moment wordt onderhouden, ontstaan pieken en dalen in de jaarlijkse uitgaven. Bij het Kaderbesluit infrastructuur 2016 is besloten een egalisatiereserve te vormen om deze schommelingen in de exploitatielasten op te vangen en voor de provinciale begroting een gelijkmatige lastenontwikkeling te presenteren. De huidige technische staat van het wegenareaal geeft de eerstkomende jaren geen aanleiding voor het uitvoeren van planmatig onderhoud. De egalisatiereserve zal hierdoor tot en met het jaar 2021 toenemen (zie onderstaande grafiek). Vanaf 2021 zal weer een forse toename in het wegenonderhoud ontstaan waarmee ook de egalisatiereserve wordt ingezet. Op basis van de feitelijke en verwachte ontwikkeling van de technische staat van het areaal wordt ieder jaar het meerjarenonderhoudsplan en daarmee de ontwikkeling van de egalisatiereserve geactualiseerd.